Repository index

Weather imagery plays a major role in Hosea. Hosea 2 recalls the image of an unfaithful wife; Hosea 4:2–3 describes the withering of the land; in 6:3; 10:12; 14:6, the several types of precipitation draw attention to the utterance of YHWH or the requested righteousness; in 9:10.13.16; 10:1; 13:5; 14:6.8, Israel is symbolised by different plants that blossom and wither, depending on their relation to Yhwh. In all of these instances, weather phenomena contribute to these images. In this article, I try to catalogue and evaluate the metaphors and concepts to look at how meteorological images convey theological and historical messages, and vice versa how historical events or sociological procedures demonstrate their consequences in nature, especially in the weather. It seems that weather imagery is used to describe the consequences of idolatry, injustice and false politics.

Naast de sporadische expliciete verwijzingen naar de receptie van de profetie door andere profeten in een latere tijd zijn er een aantal indirecte bewijzen met betrekking tot het onderlinge verband tussen de profetische teksten. Het doel van deze bijdrage is om de aanwezigheid en functie van de traditie te onderzoeken binnen de zogenaamde volkenprofetieën; dat wil zeggen: profetieën die gaan over de vreemde volken rondom Israël. De vraag is in hoeverre de profeten zich van andere volkenprofetieën bewust waren, hoe die traditie in hun eigen boodschap een rol speelde, en hoe die traditie zich tot de nieuwe context verhoudt.

Der Stele Jahves. Sammlungen von Fremdvölkersprüchen in den prophetischen Schriften des Alten Testaments. In der heutigen Prophetenforschung wurde die Frage nach der Entstehung der Prophetenbücher zentralgestellt. Vornehmliche Andacht haben dabei die kleineren Kollektionen dieser Bücher gewonnen. Die vorliegende Studie ist den theologischen und literarischen Aspekten der Sammlungen von Fremdvölkersprüchen in den Büchern der Propheten Amos, Jesaja, Jeremia, Ezechiel und Zephaniah gewidmet. Hier wurde die Frage nach dem theologischen Prinzip dieser Kollektionen gestellt, und zwar auf Kollektionsebene und auf Buchebene. Welcher Gedanke hält die verschiedenen Fremdvölkersprüche zusammen und welcher bestimmt den Platz der Kollektionen in dem Buch, in dem sie jetzt stehen? Wie weit kann man ein gemeinsames theologisches Ordnungsprinzip hinter den Sammlungen der verschiedenen Bücher aufweisen, und wie weit sind diese Kollektionen buchspezifisch?