Repository index

In the case of Judges 4–5, we encounter a fascinating phenomenon of the Old Testament: both chapters – first in narrative prose and then in poetic form – present the oppression of Israel by a Canaanite city-state named Hazor, while recounting a military episode that concludes with Israel’s victory. These events are set during the period of the prophetess Deborah. The two accounts do not exhibit substantial differences in terms of characters or the basic events described; however, notable differences emerge in genre and in certain plot details. While the phenomenon of parallel accounts is not unknown in the Hebrew Bible, Judges 4 and 5 stand out as exceptional, since the same episode of Israel’s recorded history is presented both in prose and in poetic form. This paper aims to discuss the literary interrelationship between these two accounts. The first section of this study contains the Hungarian translation of Judges 4–5.

Naast de sporadische expliciete verwijzingen naar de receptie van de profetie door andere profeten in een latere tijd zijn er een aantal indirecte bewijzen met betrekking tot het onderlinge verband tussen de profetische teksten. Het doel van deze bijdrage is om de aanwezigheid en functie van de traditie te onderzoeken binnen de zogenaamde volkenprofetieën; dat wil zeggen: profetieën die gaan over de vreemde volken rondom Israël. De vraag is in hoeverre de profeten zich van andere volkenprofetieën bewust waren, hoe die traditie in hun eigen boodschap een rol speelde, en hoe die traditie zich tot de nieuwe context verhoudt.